De aardewerken serviezen van Gien zijn een begrip onder liefhebbers van elegant tafelen. Al meer dan tweehonderd jaar worden ze op een unieke ambachtelijke wijze gemaakt in het gelijknamige stadje aan de Loire. Van hieruit vinden de handbeschilderde terrines, borden, sauskommen en theepotten hun weg over de hele wereld.
Als Thomas Hall, een van oorsprong Engelse industrieel, ziet dat in het stadje Gien een oud klooster te koop staat, hoeft hij niet lang na te denken. Hij koopt het om in 1821 La Faïencerie de Gien op te richten. De ligging aan de Loire is daarbij doorslaggevend. Deze langste rivier van Frankrijk levert namelijk het benodigde zand, een belangrijk bestanddeel van het productieproces van aardewerken serviezen. Dat gebeurt tot op de dag van vandaag. Daarnaast is de Loire een belangrijk transportmiddel voor grondstoffen en goederen. De nabijgelegen bossen zijn eveneens van belang. Zij leverden het benodigde hout om de ovens te stoken. Tegenwoordig gebeurt dat op gas. Hall nam een goed besluit. Nu, ruim tweehonderd jaar later, floreert Gien opnieuw. Al zijn de absolute hoogtijdagen van de negentiende eeuw met tweeduizend ambachtslieden wel voorbij.
We brengen de zomers graag door op het Franse platteland. Vandaar dat we niet vanuit Parijs, maar vanuit Le Berry, het zuidelijker gelegen hart van Frankrijk, naar Gien reizen. De wijngaarden die we passeren liggen er schitterend bij. Als we het provinciestadje naderen, doemen als eerste de contouren op van het kasteel dat hoog boven de oever van de Loire uitsteekt. Het overleefde in 1940 op wonderbaarlijke wijze een helse, drie dagen durende brand. Deze werd veroorzaakt door een Duits bombardement. Van honderden andere gebouwen restten alleen wat smeulende stenen. Het centrum maakt een harmonieuze indruk. Dat komt doordat bij de wederopbouw de oranjerode kleur van de bakstenen van het kasteel als uitgangspunt diende. Kenners zullen het kobaltblauw van de straatnaambordjes als het beroemde bleu de Gien herkennen. In de etalage van een antiekzaak nemen topstukken, waaronder een apothekerspot voorzien van renaissance-motieven en een waterkan in de vorm van een bont beschilderde vogel, een prominente plaats in. Ze verlieten La Faïencerie de Gien, kortweg Gien, in de negentiende eeuw. Zelfs een deel van een servies dat de fabriek in 1933 voor de Oriënt-Express ontwierp, ontbreekt niet. Gien is bij verzamelaars geliefd. We parkeren onder de platanen voor een groot wit gebouw. Op het metershoge smeedijzeren hekwerk ervoor prijken twee gigantische aardewerken tuinvazen. Ze bevestigen dat we voor La Faïencerie de Gien staan. Aan weerszijden van de poort trekken tegeltableaus met het opschrift: Gien, France, depuis 1821 de aandacht. In het zachtgele pand ernaast is het bijbehorende hyper-moderne museum gehuisvest. De geschiedenis van de fabriek en het stadje Gien zijn nauw met elkaar verweven.
Savoir-vivre
‘Bonjour madame Jolly,’ klinkt het beleefd in de fabriekshal waar we op plastic overschoenen doorheen lopen. ‘Bonjour Jean,’ antwoordt Regan Jolly hartelijk. Varianten op deze begroeting zullen we deze ochtend vele malen horen als Jolly, rechterhand van de directie, ons efficiënt door het productieproces loodst. De geboren Britse, die voor de liefde naar Frankrijk verhuisde, kent alle honderdvijftig medewerkers bij naam. In de negentiende eeuw waren dat er tweeduizend. Jolly heeft dan al verteld dat de huidige vraag naar serviezen ongekend groot is. Na de lockdown besteden mensen graag hun geld aan zaken die het leven thuis veraangenamen, en daarbij hoort elegant tafelen met familieleden en vrienden. Per slot van rekening staan de serviezen van Gien symbool voor savoir-vivre. Ontbrak vroeger een servies als Rambouillet in Europa op geen enkele aristocratische tafel, tegenwoordig vinden onder meer Le Jardin du Palais, een ontwerp van duizendpoot Pierre Frey, en Poésie van kunstenaar Isabelle Barthel hun weg naar liefhebbers van het goede leven. Maar ook Millefleurs en l’Oiseau bleu van de Belgische papiervirtuoos Isabelle de Borchgrave blijven bestsellers. ‘Al is wel de tijd voorbij dat een servies van aardewerk uitsluitend overdag werd gebruikt en een van porselein voor het diner was bestemd,’ haast madame Jolly zich te zeggen. ‘Bovendien worden serviesdelen die van generatie op generatie zijn overgeërfd weer trots uit de kast gehaald.’ De ontwerpen bevestigen waar Gien mede om bekendstaat: de perfecte balans tussen traditie en vernieuwing.
Savoir-faire
Gien behoort tot het cultureel erfgoed van Frankrijk. Het staat niet alleen symbool voor savoir-vivre, maar ook voor savoir-faire. Dat blijkt als we onze rondgang door La Faïencerie voortzetten. Het productieproces vindt hier, en dat is zeer uitzonderlijk, van A tot Z plaats. Van het maken van de kleipasta waaruit de serviezen volgens een geheim procedé worden vervaardigd tot het persen of gieten in mallen. Van het half drogen in machines tot het volledig droogstoken in moderne oventunnels. En van het polijsten tot het beschilderen en glazuren. Alles door uiterst bekwame ambachtslieden die intern zijn opgeleid en hun hele ziel en zaligheid in dienst van Gien stellen. ‘Ook de gietmallen maken we zelf,’ meldt madame Jolly trots terwijl ze een bijzonder exemplaar aanwijst. Na elke productiestap vindt een scherpe kwaliteitscontrole plaats. Geen enkele oneffenheid ontsnapt aan de ogen en handen van de desbetreffende medewerker. ‘Niet alleen het productie-proces is honderd procent Frans,’ stelt Jolly. ‘Hetzelfde geldt voor onze grondstoffen. Want de klei, het zand en de kiezelsteentjes voor de kleipasta zijn afkomstig uit Frankrijk. Ook dat maakt Gien uniek.’ Officiële erkenning kon daarom niet uitblijven. Zo gaat de fabriek prat op het predicaat Entreprise du Patrimoine en is het toegelaten tot het prestigieuze Comité Colbert, dat een aantal Franse maisons de luxe verenigt. Zij dragen hun kennis en het belang van savoir-faire wereldwijd uit. Met onder meer Sèvres, Longchamp, Hotel Plaza Athénée, Pierre Frey, Hermès en Château Lafite Rothschild bevindt Gien zich in goed gezelschap.
Handmatig
Intussen zijn we bij het atelier de décoration aangekomen. Bang om de heersende stilte te doorbreken fluistert madame Jolly: ‘Dit is de belangrijkste afdeling. Hier worden alle serviesdelen van een decoratie voorzien.’ In opperste concentratie voeren dertig medewerkers deze werkzaamheden uit. Alle zijn in witte jassen gehuld. De een voorziet de ongeglazuurde serviesdelen met een handmatige techniek van een afdruk van een bepaalde afbeelding, de ander schildert deze à la main in. Precies als tweehonderd jaar geleden. Overal staan karretjes die met schotels, vazen en serviesdelen zijn volgestouwd.
Servies Pivoines
We vragen of we het werk van een décoratrice die pioenrozen op een dinerbord aanbrengt van dichtbij mogen bekijken. Gezeten aan een U-vormig bureau mengt ze, terwijl het te beschilderen bord op haar linker vingertoppen danst, met haar rechterhand de kleuren. Vervolgens worden deze vliegensvlug met een dun penseeltje op het bord aangebracht. Het voorbeeldbord dat als geheugensteuntje in een standaard voor haar staat, is niet nodig. Ademloos zien we hoe decoratie Pivoines vorm krijgt. Het motief dateert uit 1875 en is ontleend aan het Verre Oosten. Madame Jolly attendeert ons op het prachtige kleurenverloop: ‘Het glazuur dat later op het bord wordt aangebracht zal de kleur verder complementeren. Servies Pivoines is een van onze meest succesvolle klassiekers.’ Na de laatste pioenroos brengt de decoratieschilder haar initialen aan. Dat gebeurt naast het stempel van Gien. Het is nog steeds mogelijk om een servies van een familiewapen te laten voorzien. Waren het vroeger aristocraten, tegenwoordig zijn het hoofdzakelijk burgers die hierom vragen. Ze hebben gemeen dat ze de Franse levensstijl hoog in het vaandel hebben staan. En ja, al ontbreekt de adellijke titel, toch wonen ze nogal eens op een landgoed of kasteel.
Stijlvol
Uiteindelijk komt elk serviesdeel op de inpakafdeling van Gien terecht. Het heeft dan in de fabriek de handen van dertig medewerkers gepasseerd. Na de allerlaatste kwaliteitscontrole worden hier de serviezen zwierig ingepakt in dozen die met luxe papier zijn bekleed. Daarop herkennen we zwarte tulpen naar een oud motief. Zo verlaten jaarlijks ongeveer achthonderdduizend serviesdelen La Faïencerie de Gien. Niet alleen naar restaurants van sterrenkoks als Alain Ducasse en warenhuizen als Galeries Lafayette, Harrods en Bloomingdale’s, maar ook rechtstreeks naar particulieren die de kunst van het tafelen verstaan. Vooral in Europa, de Verenigde Staten en Azië zijn de serviezen van Gien gewild. En nu: à table! gien.com
Schrijf je hier in voor onze nieuwsbrief.